Keer terug naar de blog

Het einde van Flash (2012)

Wie tien, vijftien jaren geleden als beheerder van een server-based computing omgeving werkzaam was, kent de problemen met Flash als geen ander. Het was in die tijd heel gangbaar dat medewerkers websites bedienden met een gepubliceerde browser vanaf een PC of Mac of bijvoorbeeld op een gepubliceerd bureaublad op een thin client. Het had immers enorme voordelen om de browser te publiceren: u hoefde de browser slechts op één plek te onderhouden, alle plug-in’s en helper-applicaties hoefden slechts eenmaal geïnstalleerd te worden op de Remote Desktop session host of XenApp serverfarm. Publiceren van de browser zorgde bovendien voor een zeer veilige omgeving, omdat de browser locked-down was, gebruikers zelf konden geen plug-in’s en dergelijke installeren of de werking beïnvloeden. Maar ja, één van de plug-in’s was Adobe Flash. Flash werd op grote schaal gebruikt en zorgde op toenmalige terminal servers voor enorme performance problemen. De servers waren weliswaar goed gedimensioneerd en hadden voldoende overcapaciteit om pieken te kunnen verwerken, maar de invloed van Flash werd onderschat.

Een incident als voorbeeld. In die tijd waren er heel veel vacatures voor IT’ers en moesten consultancy bedrijven allerlei acties bedenken om sollicitanten te lokken. Een grote consultant had Joop Braakhekke ingeschakeld, en nodigde iedereen die in de auto onderweg was naar zijn werk, om langs te komen voor een speciaal ontbijt. In de campagne op de radio ’s die morgens tussen 7 en 9 enkele malen werd uitgezonden, werd ook het speciale webadres genoemd van de website met extra informatie. Tegen 9 uur lag de Citrix-farm helemaal lam, de performance was weggezakt tot het dieptepunt, nieuwe sessies konden niet meer geopend worden. De reden: Flash. De betreffende website was in Flash gemaakt en bij slechts een tweetal bezoekers die met Internet Explorer vanaf de zelfde server die site bezochten, was de terminal server dood. Het was niet alleen Flash zelf die dit veroorzaakte, maar ook nog een slecht geschreven Flash-applicatie.

Ook op een Windows PC bracht het bezoeken van de site de cpu-belasting richting de 100%. Organisaties begonnen na te denken of het publiceren van Internet Explorer wel zo’n goed idee was. Fabrikanten in de server-based wereld kwamen met potentiële oplossingen voor dit probleem:  software die het geheugen en de processor kan reguleren op een multiuser server. Hiermee voorkomt u dat één gebruiker met een foute Flash-animatie de server zwaar belast. Thin client fabrikanten begonnen lokale browsers op de thin client aan te prijzen als oplossing. Anno 2012 is Flash nog steeds niet wat we echt willen op onze XenApp-servers. HDX-versnellingstechnieken zorgen ervoor dat de impact minder is, maar Flash blijft zwaar.

In 2010 was het Apple dat afzag van Flash op de iPad. De plug-in zou volgens Steve Jobs te traag zijn, te veel cpu-belasting kosten en zou daardoor ook nog eens de accu van de tablet snel leegzuigen. Zou hij de ervaringen met de terminal servers kennen? De populariteit van de iPad (en iPod Touch en iPhone) hebben ertoe bijgedragen dat steeds minder sites Flash gebruikten en dat u vandaag de dag kunt internetten op de mobiele apparaten zonder echt last te hebben van het ontbreken van Flash.  Onlangs heeft Adobe besloten Flash voor Android ook stop te zetten. De grote concurrent van Flash is Microsoft Silverlight, hoewel groot? Heel veel wordt het niet gebruikt. Er is geen versie voor iOS of voor Android en dat maakt het nu niet echt een cross-platform oplossing. Microsoft zelf heeft een tijd geleden SkyDrive ontdaan van Silverlight, omdat “het hierdoor sneller zou worden”. Dat is een teken aan de wand.

De beloofde oplossing is uiteindelijk HTML5. Met HTML5 kunnen website bouwers ongeveer hetzelfde realiseren, inclusief het afspelen van video en audio. Het is bovendien een cross-platform omgeving, want het werkt op elk device. Het kwartetje HTML, CSS, Javascript en HTML5 moet in staat zijn uiteindelijk Flash (en Silverlight) helemaal te vervangen. HTML5 doet het goed op uw iPad, op uw Windows PC of Mac én op uw Remote Desktop Session host, XenApp server en op uw XenDesktop infrastructuur.

Van Faces naar Facebook (2012)

In 1991 ging ik naar de Europen conferentie in Boedapast georganiseerd door de EUUG (de Europese UNIX User Groep). In die tijd was ik UNIX-­beheerder van VAX BSD-UNIX-systemen. Hongarije was net twee jaar `open` en dat maakt dit  congres voor UNIX guru’s extra bijzonder want je proefde overal nog het communisme. Op dat congres werd een bijzonder project ingezet. Je kon je laten fotograferen met de FaceSaver camera en je face werd daarna op de UUNET faces ftp-server geplaatst. De foto was in 256 grijswaarden, bestond slechts uit 92x112 pixels en werd bewaard in het PGM- formaat. Na afloop van het congres kreeg je ook stikkers mee naar huis met je face op geprint. Het FaceSaver project is voor het eerst als bèta getoond op een Usenix conferentie in juni 1987 en is dus nu exact 25 jaar oud.

Hoe dat project er ongeveer uit zag kun je terugvinden op http://www.metron.com/FaceSaver. De faces kon je op je UNIX-werkstation opvragen op UNIX met het commando finger, waarin dan ook het face werd getoond. E-mail bestond net – tussen research afdelingen en universiteiten – en berichten werden met uucp van de ene UNIX-machine naar de andere UNIX-machine gekopieerd.  Mijn uucp e-mail adres was destijds hp4nl!oce.nl!mbee@uunet.uu.net (nog steeds te vinden met Google, eng eigenlijk). UUNET was de eerste commerciële internetprovider. Je kon faces gebruiken om op je UNIX desktop de “face” van de emailverzender te laten zien als er een mail van hem binnen kwam.  Het world wide web bestond niet, laat staan digitale camera’s en geavanceerde scanners, dus het was een knap staaltje technisch vernuft binnen de UNIX-wereld. Faces was een project voor techneuten die met de eerste internet toepassingen speelden en is al lang uitgestorven en had aan het einde naar schatting 5.000 faces wereldwijd.

Maar de overeenkomst met Facebook is niet zo moeilijk te herkennen. Facebook heeft nu alleen in Nederland al 7,300.000 gebruikers. Het kan wat meer dan 25 jaar geleden, maar is eigenlijk toch maar een gewoon smoelenboek net zoals faces was. Een smoelenboek dat 100 miljard euro waard is, dat wel.

BYOC is oud (2012)

De vele fabrikanten en softwareontwikkelaars doen alsof ze BYOC  hebben uitgevonden. Bij Bring Your Own Computer brengen medewerkers hun privé computer mee naar het werk.

BYOC bestaat echter al vele jaren en de term werd gebruikt op de populaire LAN-parties eind jaren negentig. Bij deze LAN-parties trokken vrienden zich terug in een garage of blokhut - of later op grotere schaal  in zalen - om samen vele uren tegen elkaar  multiplayer games te spelen. De opkomst van grafisch krachtige spellen en PC"s met voldoende power, maakten deze game-avonden technisch voor het eeerst mogelijk. Tegen elkaar racen met Need for Speed of elkaar neerschieten in Unreal Tournament was de ultieme tijdbesteding en ontspanning voor de avond- en nacht en soms de ochtend erna, onder genot van pizza, friet, Chinees en Chips en cola. En daarna uitgeput en met vierkante ogen naar huis.

Om deze LAN-parties te kunnen organiseren, ontstond BYOC: elke gamer nam zijn eigen computer mee naar de gaming-locatie. De meeste desktops waren voorzien van de laatste processor en vooral grafische kaart, want met trage graphics kon je niet winnen. Naast de eigen desktop werden er UTP-kabels, spanningsadapters en verlengkabels en switches meegebracht. Mocht je denken dat BYOC LAN Parties zijn verdwenen - je kunt immers multiplayer gamen via Internet op je PC of op game consoles - niets is minder waar. Ook in 2012  kun je nog steeds meedoen met BYOC Lan Parties.

In IT-land is BYOC inmiddels aangepast in BYOD: Bring Your Own Device. Logisch, want je brengt niet je desktop mee naar het werk, maar je laptop (BYOL?), je tablet (BYOT?), je smartphone (BYOS?), je iPad (BYOi). In laatst sprak iemand al van BYON, Bring Your Own Network, want als je een tablet met sim-kaart meeneemt, heb je een eigen provider en netwerk bij je. Ook BYO3 kwam voorbij, neem alle drie je apparaten maar mee naar het werk: je laptop, tablet en smartphone. Er zijnbedrijven die BYOC als afkorting van Buy Your Own Computer beschouwen. Het bedrijf sponsort een medewerker door helemaal of deels de privé te kopen laptop/tablet/smartphone te betalen. Die moet dan wel meegenomen worden naar het bedrijf om erop te werken. Dit alles heeft geleid tot BYO. We spreken over BYO-problematiek, BYO-projecten, BYO-concepten, BYO-medewerkers, BYO-uitdagingen.

BYOC is verbasterd tot een "drieletterwoord", maar laten we de rijke voorgeschiedenis niet vergeten: BYO = gaming!

De toekomst van e-mail (2012)

Mijn eerste e-mail verstuurde ik ergens eind jaren 80. Ik zat bij de researchafdeling en daar hebben we mail geïntroduceerd als extra communicatiemedium naast bellen. Je mailde vanaf een terminal (green screen) gebruik makend van UNIX mail. Er waren op het internet in Nederland maar twee andere organisaties aangesloten, dus veel communiceren met de buitenwereld kon je nog niet.

In de begintijd van mail ging er veel mis. Zo werd er wel eens een document per mail verstuurd dat intern had moeten blijven. Soms reageerden medewerkers wel eens kwaad, en veroorzaakten ze heftige discussies per e-mail. Deze e-mailstorm veroorzaakte reacties op reacties als deze ook nog eens per abuis naar alle kopiepersonen werd verstuurd. Het management vroeg zich af of e-mail wel zinvol was en of we het niet moesten ontmantelen.

In 2012 lijkt de geschiedenis zich te herhalen. Een organisatie heeft – alleen intern – e-mail uitgeschakeld als communicatiemedium. Medewerkers werden wekelijks overspoeld met honderden e-mails. Het werk had eronder te lijden, want slechts 20 procent van die e-mails was relevant en het afhandelen van alle mails kostte te veel tijd. Bovendien vond met e-mail onpersoonlijk. Intern moeten medewerkers gebruik maken van online communicatiemogelijkheden van social media (messaging), omdat dit veel meer lijkt op direct persoonlijk of telefonisch contact.

Een andere organisatie heeft zakelijke e-mail naar smartphones uitgeschakeld buiten werktijd. Medewerkers worden nu thuis niet meer lastig gevallen met zakelijke e-mails en de werk/leven-balans moet erdoor verbeteren. Zelf merk ik ook dat e-mail blijkbaar minder relevant wordt. Het moeilijker wordt om met klanten en collega’s te communiceren via e-mail. Een bericht via LinkedIn of een zelfs een SMS werkt soms beter! Misschien krijgen we in de toekomst een soort natuurlijke scheiding van berichten. Met je vrienden en kennissen communiceer je via Facebook, met je zakenrelaties via LinkedIn en voor je informatiebehoeftes filter je op bijvoorbeeld Twitterberichten.

Komt traditionele e-mail aan zijn einde? Nee, nog lang niet, maar de trend in die richting is wel gezet. Vooralsnog is e-mail de grootste gemene deler in communicatieland. Mij bereik je dus voorlopig gewoon ook nog om mijn e-mail adres.

Wordt 2012 wel anders? (2012)

Als we de ontwikkelingen op ons vakgebied van 2011 eens op een rijtje zetten, dan is er eigenlijk niet veel nieuws te bedenken dan in 2010. Ja, technologie gaat verder en er komen nieuwe versies uit van allemaal die toch mooie producten, maar in de markt is er weinig veranderd. De trends en hypes Cloud computing, VDI en BYOC speelden weer een grote rol in virtualisatieland. Laten we even naar alle drie deze begrippen kijken en ze eens relativeren voor 2012.

Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar van de cloud ben ik een beetje moe aan het worden. Is de cloud in 2011 doorgebroken? Blijkbaar wel, want elke fabrikant en softwareontwikkelaar heeft nu cloud producten of de term cloud in zijn bestaande productnamen verwerkt. Daarmee is al duidelijk dat de cloud eigenlijk niets speciaals is: het gaat over hardware, besturingssystemen en applicaties. Deze resources stonden 20 jaar en langer geleden al in interne en externe datacentra en doen dat nu nog. Sterk verbeterde beheertools, virtualisatie en specialistische appliances maken het geheel flexibeler en dynamischer en dat is mooi voor beheerders en klanten.

Maar het ging destijds, en in 2011 en ook dit jaar en de komende jaren gewoon nog steeds over datacentra met apparatuur en applicaties. Ja maar, zul je zeggen, bij de cloud gaat het over huren van (virtuele) hardware en applicaties tegen betaling per gebruiker of per afnameperiode. Maar dit deden organisaties ook meer dan 10 jaar geleden al. Een enkel bedrijf werkte met een applicatie bij een ASP via het internet en intern waren bedrijven al in staat applicaties tegen betaling aan te bieden (met Citrix MetaFrame kon je al gebruikstijden meten en doorbelasten aan afdelingen). En was dit in de mainframetijd ook al niet het geval? Het interne netwerk met centrale applicaties werd toen nog Intranet genoemd (gebruik je deze term anno 2012 nog?). Niets cloud, maar gewoon spullen in een datacenter: elk bedrijf werkt dus al vele jaren op grote schaal met “de cloud” nog voordat de term bedacht was.

Als je een IT-manager vraagt of zijn bedrijf al met de cloud en cloud computing werkt, krijg je vaak als antwoord dat dit slechts deels geval is. De IT-manager legt de link naar het huren van een (virtuele) server, het draaien van applicaties op een externe server of het extern afnemen van een specifieke dienst (bijvoorbeeld email scannen op virussen of webconferencing). Met andere woorden: de cloud wordt geassocieerd met outsourcen van computerresources.

Vraag je een medewerker of hij met cloud applicaties werkt, en hij antwoord gegarandeerd met ja. Hij associeert de cloud met Google Docs, Apple iCloud, DropBox, Windows Live, Facebook, LinkedIn en meer: gehoste applicaties. De cloud is synoniem met internet Alle wazige producten, strategieën, productnamen, definities en marketing van de vele fabrikanten ten spijt: het wordt tijd dat we de cloud eens gaan versimpelen. De cloud wordt vaak in schema’s weergegeven met een wolkje. Dat wolkje werd voorheen ook al gebruikt in dezelfde schema’s om verbindingen via internet weer te geven.

De cloud is gewoon de nieuwe naam voor internet. De cloud is daarom synoniem voor “extern” in tegenstelling tot in je eigen datacenter. Daarmee bestaat er geen interne cloud meer en ook geen hybride cloud. Producten die nu worden aangeboden voor de interne cloud zijn gewoon producten voor in je eigen datacenter en hebben feitelijk niets met cloud te maken. Cloud computing is dan het afnemen of gebruiken van servers en applicaties in een extern datacenter: gehoste applicaties, servers, of services.

En een cloud applicatie is vervolgens een applicatie die niet op je device geïnstalleerd is maar via het internet draait in een extern datacentrum. Als je extern diensten afneemt tegen betaling per tijdseenheid of per gebruiker, dan is dat IaaS (voor servers), DaaS (voor desktops), SaaS (voor applicaties) enzovoort. Deze termen zeggen – in tegenstelling tot de term cloud – wel iets. Organisaties staan aan de vooravond van IaaS, SaaS, PaaS, DaaS, BaaS, MaaS maar niet aan de vooravond van de cloud. Hype of trend? VDI Dan is er VDI, de virtuele desktop in het datacentrum of in de cloud. Hier kunnen we snel mee afrekenen: VDI is nog niet doorgebroken.

Je zou het niet zeggen als je alle marketinggeweld van de fabrikanten hoort.  Maar VDI is te duur en te complex en voor de meeste organisaties ontbreekt een business case. Dat wil niet zeggen dat VDI niet gebruikt wordt, want er zijn zeker organisaties die ermee aan de slag zijn gegaan, en een enkel bedrijf zelfs op grote schaal. Ik denk ook dat VDI zeker een blijvertje is, maar voor heel specifieke omgevingen of inzetgebieden en dan vooral gecombineerd met thin clients. VDI is slechts een niche aanvulling op applicatie centralisatie met Remote Desktop Services en XenApp. XenApp is nog altijd de goedkoopste, meest efficiënte, zeer schaalbare en betrouwbare, meest gebruikte manier om apps aan te bieden.

Bring Your Own computer BYOC – een term afkomstig uit de gaming wereld van een tiental jaren geleden waar gamers hun eigen PC meenamen om via een netwerk te gaan gamen – is in 2011 een beetje omgevormd tot BYOD: Bring Your Own Device. Want naast je privé laptop, kun je ook je eigen tablet of smartphone meenemen naar het werk. Net als cloud computing en VDI is BYO een veel besproken thema. Het verlaagt namelijk de TCO aanzienlijk en de ROI van virtualisatieprojecten daalt drastisch. Ja allicht, als je zelf de devices laat betalen door de medewerkers! Laten we terugkeren op aarde: BYO wordt weinig toegepast. Bij het grootste deel van de bedrijven hebben de medewerkers geen behoefte hun privé betaalde kostbare gadgets en computers elke dag mee te nemen naar het werk. En gadgetfreaks die dat wel doen, en die zijn er – waaronder ik zelf – hoeven niet noodzakelijkerwijze hierop toegang tot het bedrijfsnetwerk te hebben. Een internetverbinding is vaak al voldoende. Organisaties ondersteunen niet massaal BYO en er zijn organisaties die het zelfs verbieden. Er zijn wel veel organisaties die smartphones en tablets ondersteunen: ze schaffen ze aan en zorgen dat ze beheerd en beveiligd worden. Dit is uiteraard geen BYOD.

De geleidelijke invoering van onder meer IaaS en SaaS, VDI en BYO bij organisaties gaat in 2012 gewoon door. Globaal bekeken nog steeds op kleine schaal, maar in de marketing en pers net zo uitvergroot als in 2011. Er is immers veel geld mee te verdienen. Social media als uitdaging voor 2012

Maar is er in 2011 dan niets bijzonders gebeurd? De doorbraak van de tablet, wellicht. Maar de echte doorbraak zien we op applicatiegebied en wel in social media. Het massaal twitteren (> 200 miljoen gebruikers), facebooken (> 660 miljoen gebruikers), linkedinnen (> 100  miljoen gebruikers), google+’en (> 62 miljoen gebruikers) is een feit. 1,2 miljard mensen zitten op social media en maar liefst 19 procent van de online tijd wordt op social media gespendeerd. Er zijn sociale sites voor specialisaties of doelgroepen (hyves, schoolbank, slideshare, papershare, youtube, enzovoort) en online applicaties integreren met social media of krijgen social media functies (Google Docs, Windows Live, salesforce.com e.d.). Deze online werelden zorgen privé en zakelijk voor enorme uitdagingen, waarbij die van de Iaas, SaaS, VDI en BYO in het niet vallen. Social media zorgen voor informatie-overflow, informatie-veroudering, opslagproblemen, grote privacy problemen en zelfs verslavingsverschijnselen. Er zijn te veel social media waar we van alles op willen bijhouden, en op veel plekken moeten we apart inloggen. We koppelen social media en importeren en exporteren allerlei gegevens van de ene naar de andere omgeving, soms met de hand, soms met tools. En dan heb je nog die tactische en gerichte reclame waar alle social media mee vervuild zijn. We moeten er mee leren omgaan en social media thuis en op het werk slim inpassen in het dagelijkse leven respectievelijk werk. Dat wordt dé vraag voor 2012: hoe gaan we om met die vele uren op social media, wat levert dit ons bedrijf op en hoe stroomlijnen we zakelijk en privé gebruik? En het maakt niets uit of we social media nu gebruiken in de cloud, vanaf een BYO iPad of vanaf een VDI-omgeving. De uitdaging ligt veel dieper op het niveau van de applicatie. Social media brengt ons terug naar het initiële probleem van applicatie delivery en server-based computing.