Ik heb er nooit zo bij stil gestaan, maar het kan al en tijdje: 3D-printen. In eerste instantie denk je dan aan iets als holografisch printen, dus een foto met diepte. Ingewikkeld natuurlijk, maar misschien is het eerder een print die je met een brilletje moet bekijken om 3D te zien. Leuk om te hebben en kunnen, maar waarvoor zou je het gaan gebruiken? 3D-foto’s in je fotoalbum? 3D-ontwerpen van producten? Nee, dat is maar surrogaat en virtueel 3D. Echt 3D printen doe je op een speciale printer die je op dit moment nog niet meteen in je kantoortje plaatst door de hoge kostprijs. Van een 3D-CAD tekening wordt laagje voor laagje het object gemaakt. Er bestaan allerlei technieken voor 3D-printen. Er zijn printers die laagjes poeder met een laser aan elkaar smelten, er zijn printers die laag voor laag vloeibaar materiaal aanbrengen, printers die met laagjes was printen en apparaten die het met polymeertechnologie doen.
Wat oorspronkelijk begon als een CAD-printer voor prototypes, krijgt in de zeer nabije toekomst een commercieel inzetgebied voor andere doeleinden. In plaats van prototype print je doosjes, speelgoed, sieraden en zelfs kunstvoorwerpen. En dat opent toch wel bijzondere mogelijkheden. Handig, als je even een designknopje van een kastje of een buitenspiegel van een auto die beschadigd is, wilt vervangen. Je moet het object wat je wilt reproduceren of maken eerst in 3D (laten) ontwerpen om de printer aan te sturen of scannen met een 3D-scanner. Het wordt al “bijna gemeengoed”, want bij HP koop je al een Designjet 3D (onder OEM gemaakt voor HP) voor een slordige 13.000 euro. De snelheid is nog geen 16 kopieën per minuut, maar ligt eerder op 1 kopie in een uur. In China is net en 3D-printer ontwikkeld die 3.000 euro zou kunnen gaan kosten (de UP!).
Het geeft een beetje een star trek-gevoel. Je 3D-scant aan de ene kant van de wereld een object, “beamt”hem via internet naar de andere zijde van de wereld, waarna het object daar uit de 3D-printer verschijnt. In kleur. Cool.